
Historie
Meer dan 750 jaar Biesenhof
De Biesenhof heeft een rijke historie. De eerst bewaard gebleven documenten stammen uit 1259 en maken melding van de verkoop van een gebouw met grond aan de Duitse Orde. Niet veel later stichtte de Duitse Orde hier een commanderij. Deze had naast een geestelijke taak ook een militaire functie. De commanderij, ook wel ridderhuis “de Kleine Biesen", viel onder het gezag van landcommanderij “Alden Biesen" nabij Bilzen, België.
In 1360 werd er in Maastricht een nieuwe commanderij opgericht, de “Nieuwe Biesen". Aan het einde van de 15e eeuw werd dit de nieuwe hoofdzetel van de commanderijen van de Duitse Orde. Hierdoor verloor “de Kleine Biesen" in 1468 zijn functie als commanderij en werd in hetzelfde jaar als pachthoeve “de Biesenhof" in gebruik genomen. Van oorsprong had het ridderhuis eveneens een agrarische functie, onder toezicht van de Duitse Orde hebben er ook al pachters in de hoeve gewoond.
In 1795, tijdens de Franse bezetting, werd de hoeve door de Fransen geconfisqueerd en aan particulieren verkocht. Tot aan de jaren zeventig in de vorige eeuw is de hoeve in handen geweest van verschillende families. De hoeve raakte echter langzaam in verval en midden jaren zeventig heeft men zelfs het dak van de noordschuur laten instorten in verband met de algemene veiligheid. Eind 2004 werd een begin gemaakt aan de restauratie van “de Biesenhof" en werden er verschillende aanpassingen gedaan om de hoeve een nieuwe functie te geven waarin gastvrijheid centraal staat. Op onze locatie kunt u zich verder verdiepen in de historie van “de Biesenhof".

Commanderij van de Duitse Orde
De ontstaansgeschiedenis van de Biesenhof gaat terug tot in de vroege dertiende eeuw toen de hoeve vermoedelijk in bezit was van de abdij St. Vaast te Atrecht (Arras, Noord-Frankrijk). De eerste bewaard gebleven vermelding van dit goed dateert uit 1259, toen vrouwe Aleidis als weduwe van Willem van Beekhoven, de voogd van Beek een stuk landbouwgrond met huis verkocht aan de Teutoonsche oftewel Duitse Orde.
In een roerige tijd waarin regelmatig gewapende kruistochten plaatsvonden om het Heilige Land te bevrijden, was het doel van de Duitse Orde pelgrims en kruisvaarders te beschermen en te verzorgen. Naast die geestelijke taak was de orde ook duidelijk gericht op militaire activiteiten, waardoor zij hoge adellijke c.q. wereldlijke macht verwierf. Er werden verschillende ridderhuizen of commanderijen gesticht waaronder ook de commanderij ‘Kleine Biesen’, ofwel de Biesenhof.
Deze functioneerde tot 1468 als ridderhuis, de plek waar de commandeur verbleef en zijn ridders aanstuurde. Deze commanderij viel onder het gezag van de landcommanderij (balije) van Alden Biesen bij Bilzen in België. Zoals de naam Kleine Biesen al doet vermoeden was de Biesenhof geen grote commanderij. In Maastricht werd rond 1360, ongeveer een eeuw later, een commanderij opgericht van groter formaat: de ‘Nieuwe Biesen’. Dit goed was dermate van belang dat hier tegen het einde van de vijftiende eeuw de nieuwe hoofdzetel van de landcommanderij werd gevestigd. De Kleine Biesen droeg ondanks het formaat bij aan het grondbezit van de balije Biesen.
De Biesenhof als pachthoeve
Naast het gebruik als ridderhuis had de Kleine Biesen van oorsprong voornamelijk een agrarische functie. De ongeveer acht bunder akkerland, die vrouwe Aleidis aan de Duitse Orde verkocht zullen niet onbenut zijn gebleven. Na 1468, toen de commanderij Kleine Biesen werd opgeheven, werd de Biesenhof met het omringende landschap in gebruik genomen als pachthoeve.
Onder toezicht van de ridders van de Duitse Orde werd de hoeve door verschillende pachters bewoond. Ter vergoeding moesten zij jaarlijks een deel van hun goederen afstaan. Oorspronkelijk was dit ongeveer de helft van de oogst, waardoor pachters ook wel ‘halfers’ of ‘halfwinners’ werden genoemd. In de vijftiende eeuw was dit aanzienlijk minder. Men moet bij deze vorm van winning en afdracht denken aan een gedeelte van het geoogste goed zoals rogge en haver, een gedeelte van het vee zoals lammeren en varkens, een deel van de vruchtopbrengst en de kruiden, enzovoorts. Een groot aantal landerijen en weilanden in deze omgeving zijn in het bezit geweest van de Duitse Orde.
De Franse bezetters brachten hier verandering in. In 1795 werd de Biesenhof, zoals de hoeve werd genoemd, inclusief landerijen door de Fransen als “geestelijk goed“? geconfisqueerd en aan particulieren verkocht. De hoeve was tot 1804 in bezit van Werner Joseph Wulff van Hoensbroek die het doorverkocht aan de familie Schoenmakers. Deze familie maakte het woonhuis rond 1815 geschikt voor dubbele bewoning. Zoon Martin Joseph kwam rond 1860 op de hoeve wonen en nam de bedrijfsvoering in eigen hand, geassisteerd door een rentmeester (bedrijfsleider). Omstreeks 1880 was de Biesenhof weer een pachthoeve die negen jaar later werd gekocht door notaris Russel. De laatste pachter en voormalig eigenaar van deze boerderij was de familie Peters.
- Ligging & Type hoeve -
Ligging aan de Geleenbeek
De Biesenhof is gelegen in het dal van de Geleenbeek, aan de voet van de Sweikhuizerberg. De Geleenbeek is een riviertje dat in de buurt van Heerlen ontspringt en van oorsprong in de Maas tussen Roosteren en Echt uitmondt. Op de vruchtbare bodem rondom deze rivier werden verschillende dorpen en steden gesticht. Het Geleenbeekdal bestond voor een groot deel uit moeras dat gunstig was ten behoeve van de verdediging. Versterkte huizen waren op deze manier moeilijker te bereiken.
Ook grote landhuizen, kastelen en boerderijen zoals de landgoederen Ten Eijsden, Sint-Jansgeleen en Huis Terborg in Schinnen bevinden zich in dit vruchtbare, maar tegelijkertijd ook drassige gebied. De hoeve Biesenhof ligt op de westelijke oever van de beek, die ongetwijfeld gebruikt werd als watervoorziening en afvalkanaal. De landerijen die tot de hoeve behoorden bevonden zich vooral ten westen van de beek tussen Ten Eijsden en Neerbeek. Ten oosten van de Geleenbeek lag de Biesenbergh: de akkerlanden op de heuvel behoorden tot de Biesenhof. Deze akkerlanden lagen op de hoger gelegen en vruchtbaardere delen, terwijl het dal van de Geleenbeek vooral gebruikt werd voor weilanden met fruitboomgaarden.
Het dal van de Geleenbeek is binnen het gebied van Landschapspark De Graven landschappelijk verfraaid in het kader van een groot plan om de beek en haar directe omgeving op te waarderen. Oevers, landschap en recreatieve verbindingen (o.a. voor wandelaars) worden daar beter van.
Zuid-Limburgse Carrehoeve
De indeling en vorm van de Biesenhof zijn vergelijkbaar met een typisch Zuid-Limburgse hoeve in de vorm van een zogenaamde gesloten carréhoeve. De geslotenheid komt tot uitdrukking doordat vier bouwvleugels haaks op elkaar zijn geplaatst zodat er een binnenplaats ontstaat.
De vier bouwdelen omvatten het woonhuis met bakhuis aan de oostzijde, de graan- of oogstschuur aan de noordzijde, de stallen voor paarden en varkens aan de zuidzijde en de stallen voor de koeien en kippen en de grote toegangspoort aan de westzijde. In het midden van de binnenplaats, op een centraal gelegen plek, bevindt zich de mestvaalt als een van de belangrijkste onderdelen van de boerderij. Het woonhuis en de schuur zijn bij de Biesenhof anders gesitueerd dan de standaardtypen. Zij liggen niet evenwijdig aan elkaar en loodrecht op de straat, maar staan haaks op elkaar, terwijl de schuur parallel aan de weg ligt. De ontwikkeling van de gesloten hoeve is vooral ontstaan vanuit een functionele achtergrond. De verschillende werkplekken liggen dicht bij elkaar, waardoor een efficiënte manier van werken ontstaat. Bovendien is de boerderij op deze manier beter te beschermen tegen indringers en plunderlegers. De ligging in het open landschap en vooral aan de voet van de Sweikhuizerberg is wat verdediging betreft geen gunstige situatie. Daarentegen ligt de hoeve in een drassig en moerassig gebied van het Geleendal. Het woonhuis had van oorsprong dan ook een meer gesloten en minder toegankelijk karakter, waarbij geen grote ramen in de voorgevel aanwezig waren zoals nu het geval is.

- Bakhuis, Stallen & Schuur -
Bakhuis
Naast het woonhuis werd aan de noordzijde een bakhuis aangebouwd. Deze aanleg vond plaats nadat het oude pad tussen Geleen en Sweikhuizen dat over de binnenplaats liep in 1864 werd vervangen door een grotere weg aan de noordzijde van de hoeve. Deze negentiende-eeuwse bakoven bestaat uit een stookhuis en een dubbele bakoven, die uitzonderlijk groot is. Het oude bakhuisje zou mogelijk tegenover het zuidelijk deel van het woonhuis, de eigenaarswoning, gestaan kunnen hebben. Het huidige bakhuis maakte een gesloten verbinding met de schuur door middel van een overdekt poortje. Deze is een vervanging van een grotere poort, vergelijkbaar met de poort aan de westzijde waaronder vroeger het voetpad Sweikhuizen liep.
Stallen
In dezelfde periode als de schuur, eind 18de eeuw, zijn de stallen opgetrokken, waarbij tenminste deels gebruik is gemaakt van bestaande gebouwen uitgevoerd in vakwerk. De paarden en de varkens werden tot na de Tweede Wereldoorlog in de zuidvleugel gestald en de koeienstal was in de westvleugel gevestigd. De kippen bevonden zich op de verdieping boven de koeienstal, waardoor rovers zoals vossen en marters er minder eenvoudig bij konden. De kippenstal was een bestaand bouwdeel dat geïntegreerd was in de koeienstal. De koeienstal werd in de late negentiende eeuw aanzienlijk verbreed naar de westzijde, waarbij de bestaande spanten eenzijdig zijn uitgebreid ten behoeve van het nieuwe slepende dak. Na deze uitbreiding raakte de remise — die zich in deze stalvleugel bevond en die vermoedelijk als doorrijpoort heeft gefungeerd — buiten gebruik.
De fraaie poort op de binnenplaats bleef bestaan en droeg bij aan de esthetische geleding van het exterieur. De openingen naar de binnenplaats bestaan uit fraaie hardstenen stijlen onder een gemetselde rondboogopening, ten behoeve van ventilatie. Om onheil te weren bevond zich bovendien boven enkele deuropeningen een geschilderd afweerkruis op de latei. Ook de stenen gevel van de varkens- en paardenstallen, die de voormalige vakwerkgevel vanaf 1772 verving, bevatte deze openingen.
Schuur
Vanwege het feit dat dit een pachthof was en meer dan een zelfvoorzienende boerderij is de schuur uitzonderlijk hoog en groot. In de omgeving kwam dit regelmatig voor zoals bijvoorbeeld ook zichtbaar is bij de nabij gelegen pachthoeve de Stammenderhof. De schuur was belangrijker dan het ondergeschikte woonhuis van het complex en werd zelfs een statussymbool. Hoe groter de schuur hoe gefortuneerder de eigenaar. In het woonhuis woonde dan ook vaak slechts de ‘minder belangrijke’ pachter. De huidige schuur is gebouwd in 1772 zoals de sluitsteen aan de oostzijde aangeeft. De schuur werd gebruikt voor oogstopslag en was door een poort in elk van de topgevels te bereiken. Doordat de poorten tegenover elkaar geplaatst zijn, was het voor grote karren en wagens mogelijk door de schuur te rijden. Dit soort zogenaamde ‘langsdeelschuren’ zijn in tegenstelling tot ‘dwarsdeelschuren’ inherent aan grote hoeves vanwege de grote hoeveelheden hooi en graanschoven. Bovendien zou een dwarsdeelschuur, waarbij de poorten in de lange gevels tegenover elkaar liggen, functioneel in conflict komen met de centraal gelegen mestvaalt.
De omvang van de schuur heeft ervoor gezorgd dat er een hele bijzondere constructie is ontstaan. Zeer zware buitenmuren dragen samen met zeven grote kolommen het overkoepelende dak. De ruimte tussen de poorten wordt ook wel de din genoemd, de plek waar werd gedorst. Achter deze gemetselde rondboogpoorten bevinden zich vierkante poortvleugels bestaande uit een beplankt raamwerk met diagonale schoren, aan de bovenzijde draaiend om een houten spil. Deze spil maakt deel uit van een vertikale boom met aan de benedenzijde een speungeheng. Behalve de twee poorten zijn er openingen aangebracht aan de erfzijde door middel van twee deuren met daartussen verschillende luikopeningen (voor eenzijdig opendraaiende luiken) voorzien van hardstenen omlijstingen. Deze zijn aangebracht ten behoeve van ventilatie en lichttoetreding bij uit te voeren werk (laden, lossen en dorsen). De ruimtes aan de noordkant van de grote kolommen werden gebruikt als tasruimte waar de oogst werd opgeslagen. Bijzondere details in de schuur zijn de ovale ventilatiegaten in de topgevels aan de binnenzijde voorzien van luiken.
- Woonhuis -
Ontwikkeling van de bouwvleugels
De Biesenhof is grotendeels een zeventiende- en achttiende-eeuwse boerderij en is gebouwd op of bij een of meer oudere voorgangers. Van de commanderij en de oorspronkelijke hoeve is als zodanig niets meer identificeerbaar.
Woonhuis
De bouwmassa van het huidige woonhuis kan gesplitst worden in twee delen: de oudste thans nog zichtbare bouwfase aan de noordzijde en een uitbreidingsfase aan de zuidzijde. De oudste fase stamt uit de zeventiende eeuw en is vermoedelijk gebouwd na een brand in 1624. De exacte datering die in de datumstenen in de noordelijke topgevel was aangegeven, is echter niet meer leesbaar. Dit kleine woonhuis bevatte nauwelijks ramen en was zoals gewoonlijk gericht naar de binnenplaats. Aan de zuidzijde werd tegelijkertijd een smalle bouwmassa gerealiseerd die wellicht in gebruik was als stal of schuur. Deze bouwmassa liep van oorsprong vermoedelijk over in een dwars gelegen vleugel (de huidige varkensstallen) en moest rond 1700 wijken voor een uitbreiding van het woonhuis: het huidige deel aan de zuidzijde. Tussen 1810 en 1817 kwam Jan Balthasar Schoenmakers met zijn vrouw enige tijd op de Biesenhof wonen. Waarschijnlijk werd toen de woning door bouwkundige aanpassingen geschikt gemaakt voor dubbele bewoning, waarbij de eigenaar het zuidelijke deel betrok en de pachter het noordelijk deel.
Vanwege Rond 1860 komt de zoon Martin Joseph Schoenmakers op de hoeve wonen en neemt tevens de bedrijfsvoering, samen met een rentmeester, op zich. De aanwezigheid van een ‘chique kamer’ in de eigenaarswoning, doet vermoeden dat Martin Joseph in de periode 1860 - 1890 het interieur grondig heeft gewijzigd. Echter de datering van het uitbundige stucwerk en het stervormig gelegd parket — dat een toonbeeld is van eclecticisme — duiden erop dat deze decoratie rond 1880- 1890 is aangebracht. Dit zou erop kunnen wijzen dat Martin Joseph wel het interieur heeft aangepast door een ruime voorkamer te creëren met rondboogvensters, maar dat pas later, rond 1880-1890, de ‘chique kamer’ in zijn huidige vorm is aangelegd. Dit kan zijn na de komst van zoon Martin Jacob Joseph Schoenmakers in de jaren 70 van de negentiende eeuw, ofwel na verkoop aan notaris Russel in 1889, die het aankocht nadat zich op de hoeve een ernstige vorm van veeziekte had voorgedaan. Na 1907, na de komst van de familie Peters zijn er een aantal veranderingen in de woning doorgevoerd ten behoeve van de behuizing van knechten. Toen de familie Peters rond 1925 van pachter eigenaar werd, werden de twee woningen geoptimaliseerd. De verdieping waar onder andere de vruchtenzolder was, werd geschikt gemaakt voor bewoning, met name ten behoeve van slaapgelegenheid. Het woonhuis is deels onderkelderd. Een grotere kelder is te bereiken via een toegang op de binnenplaats. Deze kelder loopt om een inpandig blok heen dat samen met de op de begane grond bestaand dik stuk muur hoort bij een voorganger en door zijn formaat torenachtig aandoet. Via een gang wordt een verbinding gemaakt met twee zeventiende-eeuwse kelders onder de pachterswoning.
- Resume -
De historische ontwikkeling van de Biesenhof bestaat uit de volgende onderwerpen:
-
ca. 1259-1468 commanderij Kleine Biesen
-
ca. 1468-1795 pachthoeve Biesenhof
-
ca. 1624-1650 bouw woonhuis na grote brand, inclusief smalle aanbouw aan zuidzijde
-
ca. 1700 uitbreiding woonhuis ter plaatse van de smalle aanbouw
-
ca. 1772 bouw oogstschuur en stallen
-
ca. 1815 splitsing in eigenaarswoning en pachterswoning, rechthoekige openingen in voorgevel.
-
ca. 1860 komst Martin Joseph Schoenmakers met rentmeester, twee rondboogvensters in voorgevel.
-
ca. 1864 voetpad over binnenplaats omgevormd tot een verharde weg aan de noordzijde van de schuur
-
ca. 1880-1890 stucwerk ‘chique kamer’
-
ca. 1925 pachterswoning en eigenaarswoning geoptimaliseerd.
De cultuur- en bouwhistorische waarden van de hoeve Biesenhof in Geleen vallen in de volgende hoofdpunten samen te vatten:
-
de typische grootschaligheid en de geslotenheid van de pachthoeve.
-
de grandeur van de eigenaarswoning en de grote oogstschuur.
-
een van de laatste overgebleven bezittingen van de Duitse Orde in de streek met een rijke en lange geschiedenis.
-
de herkenbaarheid van de twee delen van het woonhuis: pachterswoning en eigenaarswoning.
-
de eenduidige vormgeving van de schuur en stallen uit één bouwcampagne.
Positionering
De Biesenhof is gelegen in een laagte direct aan de Geleenbeek, aan de voet van de Sweikhuizerberg. Het moerassige weidelandschap waarin de hoeve lag droeg bij aan de minder goede bereikbaarheid en daardoor een betere bescherming in de zeventiende en achttiende eeuw. De omgevingswaarde van de hoeve is vanuit cultuurhistorisch en landschappelijk oogpunt hoog.
Typologie
In het kader van de functionaliteit alsmede een betere verdediging had de grote hoeve een gesloten karakter dat typologisch gezien binnen het genre van de Zuid-Limburgse carréhoeve valt. De grootschaligheid en robuustheid van de hoeve is daarentegen typisch voor een pachthoeve in bezit van adellijke of geestelijke ordes. De gefortuneerde eigenaar was vaak genoodzaakt een grote hoeve te bouwen om het omliggende land te verbouwen en liet daarmee ook zijn rijkdom zien. De Biesenhof is typologisch gezien een toonbeeld van de Zuid-Limburgse traditie van grote en gesloten (pacht)hoeves en wordt vanuit dit oogpunt hoog gewaardeerd.
Eigendom
De Biesenhof is in de omgeving van Geleen een van de weinige bezittingen van de Duitse Orde die bewaard zijn gebleven. Hoewel geen relicten van de voormalige commanderij meer zichtbaar zijn, blijft de relatie met de hoofdcommanderij Alden Biesen door de aanwezigheid van de pachthoeve in stand. De zeldzaamheidswaarde van een hoeve met deze lange voorgeschiedenis is zeer hoog.
Statussymbool
Door de functionele behoefte van een omvangrijke schuur kreeg de hoeve meer aanzien. Vanwege het feit dat de eigenaar tot in het begin van de negentiende niet op de hoeve woonde, bestond er geen behoefte om status zichtbaar te maken door een bouwkundige opwaardering van het huis. Rond 1815 werd het zuidelijke deel van het woonhuis geschikt gemaakt voor verblijf van de eigenaar. Toentertijd kreeg de voorgevel van de woning meer allure door het toevoegen van grote ramen en een voordeur. Bovendien werd twee decennia later een chique kamer ingericht met decoratief stucwerk. Het duidelijk aanwezige verschil tussen het relatief ‘eenvoudige’ boerenbedrijfsleven en de status van de eigenaar wordt cultuurhistorisch hoog gewaardeerd.
Agrarische functie
De compositie en de samenstelling van het complex uit meerdere onderscheidbare en functiegerelateerde bouwvolumes en de heldere organisatie daarvan is vanaf de eerste oogopslag zichtbaar. De Biesenhof is een toonbeeldvan een achttiende-eeuwse agrarische (pachters)hof. Deze rationele overzichtelijkheid wordt vanuit cultuur- en bouwhistorisch perspectief als positief ervaren.
Bakhuis
De grootte van de ovens in het bakhuis naast de woning is uitzonderlijk. De aanwezigheid van een broodoven én een vlaaienoven is bijzonder. Overigens staat dit laat- negentiende-eeuwse bakhuis op de plek van de voormalige oostelijke poort. De zeldzaamheidswaarde hiervan is hoog.
Schuur
De schuur is bijzonder vanwege zijn omvang en de constructie die daaraan inherent is. De zware kolommen en muren zijn zeer vakkundig uitgevoerd met gebruikmaking van baksteen van een hoge kwaliteit. Bovendien is de afwerkingzeer fraai: de houten afdekplaten van de kolommen waarop de moerbalken rusten en de hardstenen raam- en deuromlijstingen.
Eenduidige vormgeving
De schuur en de stallen stammen uit de bouwcampagne op het einde van de achttiende eeuw en zijn zeer eenduidig vormgegeven. Deze homogene uitstraling is esthetisch zeer waardevol en geeft de grootschaligheid van het complex meer kracht.
Splitsing in woonhuis
Het woonhuis is in twee delen te splitsen: de pachterswoning als het oudste bestaande gedeelte en de eigenaarswoning. Deze twee delen zijn door het verschil in vormgeving en de aanwezigheid van bouwsporen duidelijk herkenbaar gebleven. Dit versteend archief toont de bouwgeschiedenis van de afgelopen eeuwen en geeft een duidelijke meerwaarde aan de uiterlijke identiteit van het pand.
Chique kamer
De chique kamer in het eigenaarsverblijf is uiterst fraai vormgegeven. De hardstenen rondboogvensters, de dubbele deuren, de stervormige parketvloer en het stucwerk zijn van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Een dergelijk gedetailleerde en rijke vormgeving binnen een agrarisch bedrijf is buitengewoon. Deze kamer heeft esthetisch en bouwhistorisch een zeer hoge waarde.